Van de week kwam het gesprek weer eens op de toekomst van werk. Mijn gesprekspartner en ik waren het al snel eens: de “volledige werkgelegenheid” komt niet meer terug. Het hele idee van 5×8 uur… De maakindustrie terug, dat gaat niet gebeuren. Er komen nieuwe soorten diensten, en veel informeel. Zwart, zei mijn gesprekspartner, en daarmee hol je het formele draagvlak weer verder uit. Is dat erg?
Achteraf herinner ik me uit mijn studententijd (1980) het begrip De Grijze Economie. Toen leerde ik al dat die waarschijnlijk minstens zo groot was als de witte. De grijze economie: alles wat wordt gepresteerd en niet betaald en geregistreerd. Dus per definitie onmeetbaar. Huishouden, kinderen verzorgen, een gratis klusje doen, een vereniging besturen, een haiku voor een lift… Is er een aantal jaren een beweging geweest van grijs naar wit, en moeten we gewoon weer een tikkie terug?
Het formele werk staat onder druk, de automatisering neemt veel over en er wordt bezuinigd in de formele dienstverlening (of alleen minder gegroeid…). Komt die werkgelegenheid nog terug of gaan we het betaalde werk liever verdelen en schuiven we weer richting grijs? Mooi grijs is niet lelijk..
Ik schreef hier al eerder over, het meisje dat 100 wordt, maar ik zie het nu ook bij anderen opduiken. Adjied Bakas kan veel mooier schrijven dan ik en hij heeft een groter podium. Zie http://www.bakas.nl/9-nieuws/265-herverdeling-van-arbeid Het gebeurt niet bij decreet, het gaat om een geleidelijke omslag in het maatschappelijk en politiek denken. Waarna de regels en systemen nog even moeten volgen.
De dagen daarna kwam ik echter in aanraking met regels en systemen die helemaal geen uitnodiging bieden voor een nieuwe manier van organiseren – althans: niet per se een flexibele manier van organiseren.
De academie waar ik regelmatig als docent Management en Organisatie optreed krijgt te maken met nieuwe kwaliteitseisen voor onderwijsgevenden, en dat is op zichzelf nuttig. Maar dit soort kwaliteitseisen krijgt een sterk procedureel karakter (zo heb ik ook een erkenning in het kader van CRKBO – verkregen in 2010, slechts gebaseerd op mijn diploma’s van 1975 en 1981…) terwijl de training die ik nu op mijn academie krijg aangeboden gaat over waar het echt om gaat bij onderwijs: de man/vrouw in interactie met de klas, inspiratie, enthousiasme…
De regels die van kracht zijn / worden nodigen niet uit tot meer echte kwaliteit maar tot “bedenken hoe we het dan maar kunnen regelen”.
De andere ervaring op dit gebied is de set nieuwe veiligheids- en brevetregels in de kleine luchtvaart. De enige echt goede uitbreiding van de eisen is de aandacht voor menselijke factoren. Vliegen, zeker op zweefvliegtuigen en aanverwante, is mensenwerk. Daarom is aandacht voor je fysieke en emotionele toestand van levensbelang. Ruzie gehad, ontslagen, bericht van ernstige ziekte? Stap maar even niet in een (zweef)vliegtuig. En zorg voor een cultuur in je club die het mogelijk maakt om het er ook over te hebben! Datzelfde geldt voor autorijden, lijkt me. Een lieve vriend zegt dan ook gewoon: je moet nu niet instappen, ik breng je wel even.
Regulering is dus vaak niet echt nuttig. Maar ik vind nieuwe regels wel een goede aanleiding om eens na te denken: Waarom hebben ze dat verzonnen? En wat kan ik dan voor mezelf en mijn eigen omgeving regelen om datzelfde, op zich wel nuttige doel te bevorderen? Vervolgens ga ik dan graag de discussie aan… en vaak kom ik toch tot een leuk resultaat. Grijs organiseren, een nieuwe trend?
Ha Lonneke,
Dankjewel voor je leuke blog post. Laten we hopen dat de aandacht voor de (inter)menselijke factor alleen maar toeneemt…we lossen het samen wel op!
Groeten van John
Dank je wel John!
Ja, het is een stevige strijd tegen het oprukken van de (natuurlijk goed bedoelde) regeletuten. Het verspreiden van succesverhalen stimuleert anderen om ook – nuchter maar redelijk en vasthoudend – te kiezen voor de essentie.