Vrijdag 19 juni de eindpresentatie van Artez dansacademie Arnhem (nog meer ? zie http://www.artez.nl/ArtEZ-finals/Dans/ ), vier dansen van elk 13 tot 30 minuten, de al  bijna beroeps; zaterdagmiddag 20 juni in de Griffioen, het cultureel centrum van de VU in Amsterdam, de uitvoering van de dansschool van mijn kleindochter, met een breed scala aan amateurs van 6 tot (ik schat) 50 die er in 2x een half uur steeds 8 performances doorjasten.

Een ontwikkelingsperspectief in een notendop.

Bij die eindpresentatie van Artez kwam ik terecht  door toedoen van één van de deelnemers, die als thema van zijn onderzoekproject de verbinding tussen dansen en vliegen had gekozen. En contact had gezocht met mijn Gelderse Zweefvliegclub http://www.gezc.org   of daarover een gesprek mogelijk was; de contactpersoon stuurt dit soort vragen dan vaak naar mij. Wat volgde was een gesprek tussen hem en mij van enkele maanden, soms irl, vaker per mail, en inmiddels twee bezoeken aan Terlet. Het laatste bezoek omvatte praten, kijken, contact leggen met een top kunstzweefvlieger (als equivalent van de gechoreografeerde dans) en zelf een startje maken in een zweefvliegtuig. Plus zijn uitnodiging aan mij voor de eindpresentatie van zijn opleiding in Schouwburg Arnhem.

Voor aanvang van de voorstelling bestudeerde ik het programma, en ik verwonderde me over het grote aantal buitenlandse studenten. Portugezen, Israëli, Amerikanen, Italianen, Fransen… zo even schattenderwijs naar aanleiding van de namen, want het staat er niet bij. ‘Mijn’ danser is Portugees, overigens. Wat is het financieringsmodel van deze opleiding? Als je het alleen voor Nederlandse studenten zou doen kon de opleiding niet overleven, want je wilt toch topkwaliteit dús je selecteert. Ik neem aan dat de afdeling Theater wél voornamelijk Nederlands is vanwege het talig karakter, maar bijvoorbeeld bij de fameuze tak Mode is internationaliteit ook heel goed denkbaar en net zo goed een punt van discussie. Voorlopig was ik erg blij  met de aanwezigheid van al die buitenlandse dansstudenten. Het programma was heel interessant, met heel verschillende keuzes. Kostumering werkt sterk mee. In Suit suit suit: rood fluwelen kostuums met sterk daartegen afstekende handen die door snelle beweging special effects oproepen;  de strakke wit-grijze kostuums van Interior Drama , het kortste stuk (13 minuten) maar wat een intensiteit! Zonder muziek, dus wat dat betreft geen enkele steun. De totale controle: het lijf ‘in rust’, de benen en af en toe de armen die maar blijven bewegen op een strakke cadans. Too Intense: Niet gemakkelijk te begrijpen maar als het dwingende ritme (12 tellen met 5 accenten, een gedeelte – volgens mij – 9 tellen met 4 accenten) er stáát word je erin gezogen. En het laatste stuk (waar mijn gastheer aan deelnam) , She He Shenanigans, was een soort pastiche van een operette; 15 vrouwen en 4 mannen die een spel speelden met veel gegiechel en uitdaging. Met kostuums die verwezen naar klassiek maar toch heel eigentijds waren. ‘Mijn’ danser spande wel de kroon in de uitdaging en de grappen.  Vond ik. In de foyer de nodige commentaren op de stukken (variërend van enthousiast tot kritisch) en op de vaardigheid van de performers (eensluidend: bewondering). En, ook in herinnering aan een paar gesprekjes met mijn gastheer: soms zie je gewoon dat ruggen en knieën overbelast worden. Au! Wat een vak!

De volgende dag naar Amsterdam voor de jaarlijkse uitvoering van de dansschool van mijn kleindochter. Natuurlijk met een heel ander verwachtingspatroon. Een zaal vol ouders en grootouders (overigens was de zaal in Arnhem ook vol familie, vrienden en collega’s, maar daar was ook een flink percentage er “zomaar; ik vind dit altijd wel interessante voorstellingen”..) Ik vond het opvallend dat er met alle variatie in dans zo’n eenheid  en structuur in het programma van de dansschool zat; hoe krijg je het voor elkaar om in een half uur voor de pauze en een half uur na de pauze 15 onderdelen neer te zetten? Wisselen met open doek, mooie achtergronddia’s per item, die ook tijdig  verwisselen én de dansers strak in de hand houden. Daar is veel voor nodig als je te maken hebt met groepen van alle leeftijden, allemaal toch wat gestrest (en de leidster gaf in haar eindpraatje toe dat dat ook voor haar gold), per groep meer performances inclusief wisseling van kostuums (zag er allemaal prachtig uit); de schmink  van de black metal look van de streetdancers  tot en met de soft colors van de kinderen;  en aan het eind even een staaltje zorg van een dansschool voor de jonge kinderen: discipline in het afleveren, opdat de kinderen straks met de juiste ouders/ verzorgers weer naar huis gaan.

De performance was geweldig; natuurlijk scoorden de kindergroepen vanwege de schattigheid van “I ‘m feeling sexy when I dance” en andere toepasselijke liederen. De streetdance groep liet zien dat meiden kunnen genieten van het kruipen in een theatrale rol. Heftig! De volwassenen, vrouwen van (naar mijn schatting) 35 tot 50, dansten de sterren van de hemel. Niet dat het allemaal perfect werd uitgevoerd, maar je gaat er dus gewoon voor stáán, met een lijf dat niet meer van de jongste en strakste is. En je geniet van het bewegen op muziek. (Ooit zat ik ook in zo’n groepje, maar optreden? Never! De meeste deelneemsters vonden het al eng om een solootje te pakken tijdens de repetitie.)

En dan mijn kleindochter: Natuurlijk deed ze het geweldig! (2x) Gisteren werd in De Taalstaat (Overigens een programma waarvan ik nog steeds een beetje jeuk krijg) het woord  Kindblindheid gemunt.  Ouders zien in hun kind meer dan de school of de muziek- of sportvereniging. Dat is lastig voor de leraren. Er is een club voor. Waarvan nu ook ouders lid worden die zeggen: “Ja, dat herken ik, ik zie het vaak om me heen. Persoonlijk heb ik daar geen last van…”

Mijn lieve kleindochter deed het dus echt geweldig. Maar net als ik zelf voel  als ik op een podium sta: er komt toch extra spanning op. Het resultaat wordt nét niet wat je tijdens de repetities deed. De scherpte, de super expressieve bewegingen de eigenlijk bij die vorm van  dans horen…  en dat was algemeen af en toe te zien in deze voorstelling. Je bent minder onbevangen, je checkt steeds of je nog wel spoort met de rest… Je checkt je kostuum (waaraan je net te weinig gewend bent, dat blijkt af te zakken op de verkeerde momenten) .. O, wat is het herkenbaar! Ooit bij Buitenkunst van een top dansdocente de instructie gehad: Je staat op het podium, alles is te zien. Dus als je ondergoed niet goed zit: niet plukken. Als een mug je prikt: gewoon laten prikken, niet slaan. (En zo eindigden we dus onze productie liggend in het natte gras met overal muggen maar geen krimp.) Maar, dat geleerd hebbend, de vraag van vandaag:  wat moet je nou als je zwarte dansbroek echt afzakt en er iets wits verschijnt tussen die broek en je zwarte t-shirt? Goed opgelost man!

Wat mij nu vooral intrigeert is de weg van de amateur-dansschool naar de professionele opleiding van Artez. Dit is zó afwijkend van de standaard carrièrelijn van De Nederlander! Van ‘mijn ‘danser heb ik gehoord dat hij thuis in Portugal al heel jong heeft gekozen voor het pad van dansen als beroep. Dat heeft veel consequenties gehad voor zijn studiekeuzes en zijn manier van leven. Op de dansschool in Amstelveen zitten vast ook enkele leerlingen die dromen van een danscarrière. Bij een van de groepen, leeftijd rond 18 jaar, zowel technisch als esthetisch heel mooie act, verwacht ik er een paar. Maar hoe is die overgang geregeld? Is het überhaupt een optie voor mensen van deze generatie? Of moet je dan al veel eerder kiezen? Wat kost het die jongeren? Zouden zij toegang krijgen tot de Arnhemse Artez, in het veld vol buitenlandse kwaliteit?